Ik begon mijn reis in het noorden, waar de Toscaanse Alpen de horizon tekenen. Hier ligt Lucca, een klein charmant stadje dat bekendstaat als de stad van de honderd kerken. Omringd door oude stadsmuren wandel je van pleintje naar pleintje, strijk je neer voor een cappuccino en geniet je van dat typische Italiaanse gevoel van tijdloosheid.

De bergen in het noorden nodigen uit tot wandelingen en fietstochten met uitzicht na uitzicht. Met een huurauto kun je hier letterlijk alle kanten op. Elke bocht brengt weer iets nieuws, een wijnboer, een dorpje, een uitzicht dat je even laat stoppen met praten.

Na vier nachten in het noorden besloot ik verder te reizen op zoek naar cultuur en natuurlijk wijn.

Mijn volgende stop was vlakbij San Gimignano, dat prachtige dorp vol torens. Vanuit daar kun je Florence, Pisa en Siena makkelijk bezoeken. Drie steden vol historie en schoonheid. Florence is zo groot dat je er eigenlijk dagen voor nodig hebt, maar zelfs een dag is een feestje.

Rondom San Gimignano vind je overal wijngaarden. Ik was er in begin september, het plukseizoen. Overal werden de druiven geplukt. Zo leuk om te zien! En proeven, natuurlijk. Wauw, wat een smaak. Combineer dat met verse pasta en lokale kazen, en je weet dat geluk echt te proeven is.

De tijd vloog voorbij. Toscane is rustig, warm en vol leven tegelijk. De natuur, de cultuur, het eten, de mensen… alles klopt.

Tip: vlieg naar Pisa, begin daar je reis en rijd vervolgens met de huurauto door naar Lucca, San Gimignano en Florence. Zo zie je alles, van bergen tot wijngaarden.

Ik dacht dat de mooiste plekken alleen ver weg te vinden waren. Tot ik Toscane ontdekte. Dichterbij, maar minstens zo bijzonder.